Gedichten & korte verhalen

Bert Vissers schrijft naast de teksten van Bender ook gedichten en korte verhalen. Ooit gaat er een bundel verschijnen…

Dit is de zon 

Dit is de zon
en dat is de maan

daar staan de sterren
en dit is de kraan

waar het water zomaar uitloopt
wanneer je ‘m opendraait

het blijft allemaal
onbegrijpelijk
zoon
maar draai ‘m nu maar dicht

en vlug een beetje

Ontmoetingen in het Paradijs
kort verhaal 

Een boer drijft zijn eenden naar een beter, drassiger stukje grond. Als een generaal brengt hij zijn kwakende manschappen tierend tot de orde,  druk zwaaiend met een meterslange bamboestok.

Ik slenter door de velden. Twee vrouwen lopen mij zwijgend voorbij, elk met een mand rijst op het hoofd. Alsof de manden geen gewicht hebben, niet vragen om de juiste balans. Nog geen honderd stappen verder legt een oude, gekromde man zijn hand op mijn schouder. Ik lach, hij lacht. Samen lopen we minutenlang gebroederlijk naast elkaar over de stoffige weg. We zeggen niets. Tot hij besluit om te keren. Glimlachend nemen we afscheid. Ik ken zijn taal niet en hij niet die van mij.

Ik ga onder een dikke boom zitten. Spelende kinderen kijken mij vragend aan: wat doet die vreemdeling hier? Ze houden mij van een afstandje nauwlettend in de gaten.

In de deuropening van een hutje, waar ik vanaf mijn boom op uitkijk, roept een kleine, tengere man. Met veel handgebaar maakt hij mij duidelijk dat ik meteen naar hem toe moet komen. Ik loop op hem af en begrijp dat hij mij zijn schilderijen wil laten zien. Zijn hut hangt ermee vol.  Een verzameling van priegelpeuterige bontgekleurde tekeningen.  De bekende traditionele taferelen: boeren op het veld, vogels in de bomen en de man met de haan. Taferelen die je in dit gebied voortdurend tegenkomt. De ogen van de man glinsteren van trots. Hier in deze hut, hier bij deze man, zijn de schilderijen prachtig. Ik zeg hem dat ik ze ‘nice’ vind en ‘beautiful’. Gek, hij vraagt mij niet eens of ik er één wil kopen.

Op het stoepje bij de deur van zijn hut gaat hij zitten. Hij gebaart mij naast hem plaats te nemen, steekt een kretek-sigaret op en biedt mij er ook eentje aan. Ik rook met hem mee. In gebrekkig Engels vertelt de man mij dat de boom voor ons, waar ik zojuist onder zat, zeker 400 honderd jaar oud is. Het is een kolossale boom, niet hoog, maar wel met een enorme omvang en een indrukwekkende woeste kruin. Een boom waaronder de oudsten vergaderen, stel ik mij voor. De kinderen, die mij zo-even nog argwanend aankeken, springen nu om de beurt van een muurtje. Op een veel te grote fiets rijdt een jochie bijna over mijn voeten.

Ik stap maar weer ’s op. Groet de kunstenaar en loop in de richting vanwaar ik gekomen was. De avondzon geeft de rijstvelden een diep oranje glans. Het is een volstrekt andere wereld dan mij bekend is, deze wereld, waarin ik nu mag zijn.

Op een grote steen loop ik vast. Met mijn knieën opgetrokken overzie ik de velden. Ik zie de zon als een rode bal ondergaan. De palmbomen steken zwart af tegen de hemel. Ik huil om de schoonheid die ik zie.

Drie witte vlinders

Drie witte vlinders
dansen
wild in de lucht

is de één op de ander
of juist de ander op de één
ik kan dat niet goed beoordelen
wie is er nu alleen

ze zijn alle drie even wit
als ik de één zie
zie ik misschien de ander
of andersom

en misschien is er niet één alleen
zijn er twee op één
of zijn ze met z’n drieën op elkaar

Drie witte vlinders
dansen
wild in de lucht